RDA Educatieve minor en module
Via de educatieve minor of de educatieve module haal je een beperkte tweedegraads bevoegdheid voor het voortgezet onderwijs, tijdens het derde jaar van je bachelor of daarna. Daarmee kun je lesgeven op het vmbo en in de onderbouw van havo en vwo. Tijdens je minor of module loop je een semester lang drie dagen per week stage.
Stage A en stage B
Het semester is verdeeld in twee stageperiodes op dezelfde school: stage A en stage B. Stage A staat in het teken van het aanleren van de basistechnieken van het lesgeven. Je oriënteert en observeert en start na ongeveer 2 weken met het geven van (deel)lessen. Tijdens stage B ligt de nadruk op het verwerven van je startbekwaamheid als docent.
Hieronder vind je informatie over het werkplekleren vanuit Passie voor Leren, in samenwerking met de RDA. Kijk daarnaast op de website van de RDA voor algemene info, uitleg over de beroepsproducten en documenten als stagewijzers en beoordelingsformulieren.
Kennismakingsgesprek
Het kennismakingsgesprek is belangrijk om een goede start te maken op je stageschool. Ruim voor de start van je stage ontvang je via de Radboud Docenten Academie de gegevens van de school. Vervolgens neem je zelf contact op om een kennismakingsgesprek te plannen. Tijdens dit gesprek ontmoet je jouw begeleider(s) en ontdek je hoe er op school gewerkt wordt. Daarnaast krijg je meer informatie over praktische zaken.
De bedoeling van het gesprek is een natuurlijke kennismaking. Daarnaast vinden we vanuit Passie voor Leren deze onderwerpen belangrijk om aan bod te laten komen.
- Start je in september? Plan het kennismakingsgesprek in juni of juli.
- Start je in februari? Plan het kennismakingsgesprek in december of januari.
Voorbereiding
Als voorbereiding op het kennismakingsgesprek denk je na over wie jij bent als student, en welke ondersteuningsbehoefte je hebt. Dat doe je aan de hand van een aantal thema’s. Door deze lijst in te vullen, help je jouw begeleider een beeld te vormen van wat jij nodig hebt als lerende. Niks is goed of fout, en misschien verandert je ondersteuningsbehoefte nog de komende tijd. Zie de lijst als een uitgangspunt om passende begeleiding op te starten.
Heb je de lijst ingevuld? Deel deze dan met je werkplekbegeleider en de schoolopleider. Ga vervolgens het gesprek aan, en bespreek de volgende vragen:
- Wat zijn de belangrijkste drie aandachtspunten voor mij?
- Wat zegt dit over mij als lerende?
- Wat vraagt dit van mijn begeleider?
- Hoe zou begeleiding eruitzien?
- Hoe maak ik mijn behoefte in begeleiding kenbaar? En aan wie?
Vervolg
De antwoorden op de vragenlijst bewaar je en de opbrengsten uit het kennismakingsgesprek neem je mee naar het startgesprek: het moment waarop je de begeleiding afstemt in de driehoek (student, school en instituut).
Oriëntatiefase
Stage A start met de oriëntatiefase. Tot aan het startgesprek in week 2 of 3 oriënteer je je op wat de stageschool te bieden heeft. Daarbij stel je je proactief en onderzoekend op. Je beantwoordt vragen als:
- Wat is de visie van de school?
- Hoe herken je de visie van de school in de dagelijkse lespraktijk?
- Hoe ziet de doelgroep eruit?
- Hoe vindt er samenwerking plaats tussen collega’s?
- Hoe ziet de organisatiestructuur eruit?
Activiteiten
Om de vragen tijdens de oriëntatiefase te beantwoorden kun je verschillende activiteiten ondernemen. Overleg met je werkplekbegeleider wat er mogelijk is, maar neem vooral ook zelf het initiatief. Voorbeelden van activiteiten:
- Een dag meelopen met een docent of iemand van het ondersteunend personeel (OOP).
- Een dag meelopen met een klas.
- Een gesprek voeren met een collega.
- Vergaderingen bijwonen.
- Het PTA en/of het team-, zorg- en schoolplan bestuderen.
- Met medestudenten van je opleiding overleggen.
Startgesprek
In week 2 of 3 van stage A voer je een startgesprek: een gesprek tussen jou, je werkplekbegeleider en iemand van het opleidingsinstituut en/of de schoolopleider. Het doel? Beelden uitwisselen over jouw leerroute en het afstemmen van persoonlijke leerdoelen en bijbehorende leeractiviteiten. Je geeft antwoord op vragen als:
- Wie ben ik?
- Waar werk ik naartoe?
- Welke stappen moet ik zetten om daar te komen?
- Wat voor type docent wil ik worden?
Hierbij omschrijf je de leerdoelen bij de eerste stappen in je ontwikkeling als docent zo concreet mogelijk. Het startgesprek duurt ongeveer 45 minuten, waarin je samen op een natuurlijke manier vijf verschillende fases doorloopt.
Voorbereiding
Als voorbereiding maak je een presentatie van 5 tot 10 minuten. In deze presentatie maak je visueel drie zaken inzichtelijk:
- Een beeld van jou als persoon.
- Wat maakt jou als persoon bijzonder?
- Wat zijn jouw kernkwaliteiten.
- Wat zijn jouw valkuilen?
- Jouw blik op het beroep van docent.
- Wat is volgens jou de taak van een docent, gekoppeld aan de kernpraktijken?
- Waarom wil jij docent worden?
- De opbrengsten van jouw oriëntatie.
- Wat heb je gezien tijdens de oriëntatie wat je nieuwsgierig maakt?
- Waar wil je je nog meer in verdiepen?
Vervolg
Na het startgesprek schrijf je een kort gespreksverslag, dat je in je stagedossier plaatst als onderliggende bron. Hierin geef je aan:
- wat je meeneemt uit het gesprek;
- welke afspraken er zijn gemaakt over de begeleiding;
- aan welke persoonlijke leerdoelen je gaat werken op korte en lange termijn, gekoppeld aan de verschillende kernpraktijken.
Vervolgens werk je een eerste versie van je stageplan uit, waarmee je de weken erna aan de slag gaat tijdens je stage. In coachgesprekken met je werkplekbegeleider bespreek je je groei. Samen stellen jullie je leerdoelen bij en bepaal je nieuwe.
Werkplekbegeleider
Op je stageschool word je gekoppeld aan een werkplekbegeleider (wpb). Hij of zij maakt je wegwijs in de school en ondersteunt je bij je persoonlijke doelen. Elke week bespreken jullie jouw handelen in een individueel coachgesprek. Dat gesprek gaat over wat jij wil leren, hoe je wil leren en waar het leren gaat plaatsvinden, met als basis het procesmodel. Dit model onderscheidt vier vormen van leren die jij kunt toepassen op je eigen ontwikkelpunten. Daarnaast stimuleert je werkplekbegeleider jouw onderzoekende houding, bijvoorbeeld door kritische vragen te stellen over jouw beroepsproducten.
Begeleidingsinstrumenten
Om bewust te werken aan je ontwikkelpunten op basis van de kernpraktijken, kun je begeleidingsinstrumenten inzetten: opdrachten die je helpen om je ontwikkeling op je werkplek vorm te geven. Hieronder een overzicht van de begeleidingsinstrumenten per kernpraktijk.
Opdrachten bij kernpraktijk 1, 2 en 3 (vakdidactisch specialist)
Lessen voorbereiden en evalueren
Een doelsysteem van een docent
Opdrachten bij kernpraktijk 4 en 5 (pedagoog)
Correctieladder
Orde houden
Opdracht bij kernpraktijk 6 en 7 (professional)
De schoolvisie en ik
Overkoepelende opdrachten (over regie, visie en onderzoekend handelen)
Jouw kernkwaliteiten in beeld
Krachtgerichte reflectie
Reflectieformat
Visiediamant
Visiegesprek
Leraar op loopafstand
Tijdens het begeleide deel van je stage is je werkplekbegeleider of een andere collega altijd aanwezig in de les. Het is niet de bedoeling dat je alleen voor de klas staat. Wel gebruiken we het principe leraar op loopafstand (LOLA), waarbij de docent bewust momenten van de les mist om student- en leerlingreacties te ontlokken.
Schoolopleider
Met schoolgerelateerde vragen of zaken waarmee je werkplekbegeleider je niet kan helpen, kun je terecht bij de schoolopleider (so). Die is ook de tweede beoordelaar van jouw stage, en komt daarom af en toe bij je langs in de les. Neem vooral zelf initiatief om je schoolopleider uit te nodigen voor een lesbezoek.
Instituutsopleider
De instituutsopleider (io) is het eerste aanspreekpunt tijdens je stage, als je vragen of problemen tegenkomt die te maken hebben met je opleiding. Daarnaast is de instituutsopleider betrokken bij het startgesprek, je stageplan en de beoordelingen. Hij of zij komt tijdens stage A op je stageschool langs, voor een ontwikkelgericht lesbezoek. Net zoals de vakdidacticus van je opleiding dat doet met hetzelfde doel, maar dan tijdens stage B.
Lesbezoeken
Tijdens je stage bezoeken naast je werkplekbegeleider óók je schoolopleider, de instituutsopleider en de vakdidacticus van je opleiding een les. Dit zijn géén beoordelingsmomenten, maar kansen om feedback te krijgen op je leerdoelen. Je neemt zelf actief contact op met je opleiders om deze momenten te organiseren. De richtlijnen voor de planning zijn als volgt:
- Je schoolopleider bezoekt een les tijdens stage A en B.
- Je instituutsopleider bezoekt een les tijdens stage A.
- Je vakdidacticus bezoekt een les tijdens stage B.
Voorbereiding
Je bent zelf verantwoordelijk voor het organiseren van lesbezoeken. Plan samen met je opleiders een les om te observeren én een moment voor een nagesprek van 45 tot 60 minuten. Het nagesprek voer je in principe met drie personen: jijzelf, je opleider en je werkplekbegeleider.
Uiterlijk drie werkdagen voor het lesbezoek stuur jij je lesvoorbereiding (FOEO A t/m C) naar je opleider en je werkplekbegeleider. Daarnaast geef je aan wat jouw huidige leerdoelen zijn en waar de observanten volgens jou het beste op kunnen letten.
Vervolg
Na het nagesprek verwerk je jouw inzichten in een gespreksverslag. Daarin beschrijf je jouw momenten van trots en je ontwikkelpunten. Om je op weg te helpen hebben we een format ontwikkeld dat je kunt inzetten. Het gespreksverslag plaats je in je stagedossier als onderliggende bron en de hoofdpunten verwerk je in je stageplan.
Samen leren binnen Passie voor Leren
Wij vinden het belangrijk dat je inzicht krijgt in je rol als docent en de context van het voortgezet onderwijs. Om je professionele identiteit te ontwikkelen, maak je kennis met verschillende onderwijsvisies, doelgroepen, niveaus en kanten van het beroep van leraar. Binnen Passie voor Leren werken verschillende scholen samen, ieder met een eigen karakter. Wij dagen je uit om te kijken welke school past bij de docent die jij wilt worden. Om daarachter te komen kun je bijvoorbeeld overleggen met medestudenten, de instituutsopleider, schoolopleider, of gebruik maken van de opdracht De schoolvisie en ik.
Samen leren op je werkplek
Op je stageschool ben je als het goed is écht onderdeel bent het team en de vaksectie. Door lessen van anderen bij te wonen, te overleggen met collega’s en hen om input en feedback te vragen ontwikkel je jezelf, je professionele identiteit en je visie op onderwijs. En voel je je al snel een volwaardige collega. Samen met je werkplekbegeleider bespreek je welke stappen je hierin gaat zetten.
Stagedossier
Als student neem je stap voor stap meer regie over je eigen leerproces. Om deze ontwikkeling te stimuleren, sturen en evalueren leg je een stagedossier aan. Het stagedossier bevat een ‘levend’ stageplan met onderliggende bronnen.
Stageplan
In je stageplan formuleer je relevante leervragen en leerdoelen voor leren in het beroep, en bedenk je een plan op basis van leeractiviteiten, waarmee je werkt aan die vragen en doelen. Hierbij maak je gebruik van het procesmodel en beroepsproducten. Daarnaast verzamel je actief en gericht feedback, die je als onderliggende bron opneemt. Tot slot reflecteer je op je handelen om tot nieuwe leerdoelen en leervragen te komen.
Leerdoelen
Jouw leerdoelen veranderen continu, op basis van jouw persoonlijke ontwikkeling. De leerdoelen in je stageplan pas je tijdens je stage dan ook steeds opnieuw aan. Er zijn vaste momenten voor deze herzieningen, zoals weergegeven in deze tabel.
Portflow
Je maakt je stagedossier in de digitale omgeving Portflow, die ontwikkelingsgerichte feedback en verschillende soorten bronnen (afbeeldingen, tekst, video) faciliteert. Deze onderliggende bronnen verduidelijken waarop je jouw inzichten baseert. Via een video op Brightspace krijg je meer uitleg over Portflow. Voor werkplekbegeleiders is er een kennisclip.
Feedback
Na elk herzieningsmoment vraag je gerichte feedback aan je begeleiders via Portflow, die je vervolgens verwerkt. Zorg dus dat je wpb, schoolopleider en instituutsopleider toegang hebben tot je stagedossier. De instituutsopleider gebruikt het stagedossier ook om de stagebeoordeling te controleren. Je dossier moet compleet zijn vóór je uiteindelijke beoordeling in Osiris komt te staan.
Beoordelingen
Tijdens je stage zijn er twee beoordelingsmomenten: aan het einde van stage A en van stage B. In een presentatie voor je werkplekbegeleider en de schoolopleider laat je via je leergeschiedenis zien hoe je gewerkt hebt aan je leervragen. Na jouw presentatie stellen je begeleiders verdiepende vragen. De beoordelingsmomenten duren ieder ongeveer 45 minuten, waarvan je 10 tot 15 minuten invult met jouw presentatie. Je neemt zelf actief de regie in het plannen van de momenten. In de stagewijzer vind je de deadlines.
Voorbereiding
Je bereidt je voor op elke beoordeling door het ontwerpen van je leergeschiedenis. Daarvoor kies je 3 tot 5 cruciale leermomenten uit de afgelopen periode. Dat kunnen zowel mislukkingen als glorieuze momenten zijn. Aan de hand van deze leermomenten laat je zien hoe je je ontwikkeld hebt en welke toekomstige doelen je voor jezelf stelt op korte en lange termijn. Zowel de leermomenten als de leerdoelen, koppel je aan de kernpraktijken. Geef ook aan welke rol de beroepsproducten spelen, hebben gespeeld of gaan spelen in je ontwikkeling.
Het structureren, ordenen, prioriteren en analyseren van jouw leergeschiedenis geeft je houvast om te kijken naar de toekomst. En om na te denken over jouw professionele identiteit: wie wil jij zijn als docent? Daar is geen vast format voor: jouw ontwikkeling is uniek en alleen van jou. Het ontwerpen van een leergeschiedenis kan dan ook op verschillende manieren, bij voorkeur digitaal. Padlet is een voorbeeld van een handige digitale tool.
Als extra voorbereiding kun je zelf het beoordelingsformulier invullen, over jezelf. Het is interessant om jouw blik op een later moment te vergelijken met de bevindingen van jouw begeleiders. In een gesprek kun je de verschillen bekijken en beelden bij de beoordelingscriteria uitwisselen.
Beoordelingsprocedure
Twee weken voor het beoordelingsmoment ontvangt jouw werkplekbegeleider een mail via informatiesysteem Osiris, met informatie over de procedure. Vóór elke beoordeling vult jouw werkplekbegeleider een concept beoordelingsformulier in. Na jouw presentatie en het daaropvolgende gesprek vullen je beoordelaars dit formulier samen aan, en krijg je een resultaat: onder, op of boven niveau. De werkplekbegeleider uploadt de beoordeling in Osiris, waarna de schoolopleider een check doet. Tot slot controleert de instituutsopleider of het beoordelingsformulier technisch goed is ingevuld en of de beoordeling matcht met het beeld dat blijkt uit je stagedossier.
Is het eindoordeel onder niveau? Dan heb je wat langer de tijd nodig om jezelf te ontwikkelen. Neem in dat geval contact op met je instituutsbegeleider. Samen met je werkplekbegeleider en de schoolopleider bepalen jullie de vervolgstappen.
Vervolg
Na elk beoordelingsgesprek geef je in een opsomming aan:
- welke inzichten je meeneemt uit het gesprek
- welke afspraken zijn gemaakt over de begeleiding
- aan welke beoordelingscriteria je gaat werken.
Deze opsomming plaats je als onderliggende bron in je stagedossier, samen met je presentatie en de beoordeling. Vervolgens maak je een vertaling naar je stageplan.
Evaluatie werkplekleren
Wij vinden het belangrijk om ons werkplekcurriculum systematisch te verbeteren. En jouw mening telt! Via een geanonimiseerde vragenlijst en een groepsgesprek horen we graag hoe jij het werkplekleren hebt ervaren. Van je schoolopleider ontvang je een uitnodiging voor het centrale evaluatiemoment aan het einde van jouw stage.
Uiteraard hoef je niet te wachten tot deze bijeenkomst. Als je eerder jouw feedback wil delen, neem dan contact op met jouw werkplekbegeleider, schoolopleider of instituutsopleider.
Stop je vroegtijdig met je stage? Dan vindt een afsluitend gesprek plaats met je werkplekbegeleider, schoolopleider en instituutsopleider. In dit gesprek kun je feedback geven op het werkplekleren en krijg je de mogelijkheid om de vragenlijst in te vullen.