In het laatste jaar van je opleiding ga je aan de slag als zelfstandig docent, onder begeleiding op afstand van je werkplekbegeleider. Je loopt een schooljaar lang drie dagen per week stage, met donderdag als vaste stagedag. Elke week geef je ongeveer 6 lessen van 50-60 minuten.

Je ontwikkelt je op vakinhoudelijk, vakdidactisch en pedagogisch gebied tot vakbekwaam docent. Je krijgt eigen klassen, zet eigen onderwijsmateriaal in, neemt deel aan vergaderingen en doet onderzoek. Speerpunt is de ontwikkeling van je professionele identiteit: wie ben je en wie wil je zijn als docent? Om daarachter te komen beantwoord je vragen als: hoe bepaalt mijn identiteit de uitvoering van mijn vak? Welke doelgroep trekt mij het meeste? Welke schoolvisie past bij mij?

Kennismaking
Voor de zomervakantie heb je gesolliciteerd bij scholen naar een leerwerkplek. Zorg dat je je stage op tijd (voor de start van het studiejaar) aanmeldt in SAS+. Vervolgens neem je zelf contact op met je stageschool om een kennismakingsgesprek te plannen. Tijdens dit gesprek ontmoet je jouw begeleider(s) en ontdek je hoe er op school gewerkt wordt. Daarnaast wissel je praktische informatie uit over je werkdagen en de klassen aan wie je gaat lesgeven en bespreek je je ervaringen in eerdere stages en je verwachtingen voor deze stage.

De complete lijst met onderwerpen die we vanuit Passie voor Leren belangrijk vinden om aan bod te laten komen vind je in het document Onderwerpen voor het kennismakingsgesprek.

Voorbereiding 
Vóór het persoonlijke kennismakingsgesprek denk je na over wie jij bent als student, en welke ondersteuningsbehoefte je hebt. Als hulpmiddel vind je hier een lijst met thema’s waarvoor in begeleiding aandacht is. Vul de lijst in om zicht te krijgen op wat jij nodig hebt als lerende, zodat je begeleider daar zo goed mogelijk op kan aansluiten. Niks is goed of fout, en misschien verandert je ondersteuningsbehoefte nog de komende tijd. Zie de lijst als een uitgangspunt om passende begeleiding voor jou op te starten.

Heb je de lijst ingevuld? Deel deze dan met je werkplekbegeleider. En denk voor het kennismakingsgesprek verder na over de volgende vragen:

  • Wat zijn de belangrijkste drie aandachtspunten voor mij?
  • Wat zegt dit over mij als lerende?
  • Wat vraagt dit van mijn begeleider?
  • Hoe zou begeleiding eruitzien?
  • Hoe maak ik mijn behoefte in begeleiding kenbaar? En aan wie?

Landingsfase
Je afstudeerstage begint met de landingsfase. Tot aan het startgesprek oriënteer je je op wat de stageschool te bieden heeft. Daarbij stel je je proactief en onderzoekend op. Je beantwoordt vragen als:

  • Wat is de visie van de school?
  • Hoe herken je de visie van de school in de dagelijkse lespraktijk?
  • Hoe ziet de doelgroep eruit?
  • Hoe vindt er samenwerking plaats tussen collega’s?
  • Hoe ziet de organisatiestructuur eruit?

Activiteiten
Om de vragen tijdens de landingsfase te beantwoorden kun je verschillende activiteiten ondernemen uit het document Veertig suggesties voor de landingsfase. Het is zeker niet de bedoeling dat je alle activiteiten uitvoert. Kies in overleg met je werkplekbegeleider welke passen bij jouw interesse, jouw leerfase en de schoolcontext. En neem vooral zelf initiatief.

Lesgeven
Natuurlijk start je ook zo snel mogelijk met lesgeven, om actief aan de slag te gaan met je pedagogische en didactische leerdoelen en je te ontwikkelen tot leraar op startbekwaam niveau.

Startgesprek
In de eerste maand van je stage voer je een startgesprek: een driehoeksgesprek tussen jou, je werkplekbegeleider en iemand van het opleidingsinstituut (of de schoolopleider). Tijdens het startgesprek deel je heel concreet wat jij wil leren rondom je professionele identiteit en de manier waarop je die doelen wil bereiken. Samen overleg je over de best mogelijke ondersteuning. Het startgesprek duurt ongeveer een uur.

Voorbereiding
Als voorbereiding op het startgesprek denk je na over de manier waarop je jezelf wil voorstellen. Tijdens de eerste minuten van het startgesprek ga jij namelijk in op wie je bent als persoon en als leraar. Het maken van een zelfportret is een goed hulpmiddel om tot een duidelijk beeld te komen.

Daarnaast maak je een concept werkplan. Pagina 9 tot en met 14 van dit document helpen je om je gewenste leeruitkomsten concreet te maken en de weg ernaartoe te beschrijven. Daarbij maak je gebruik van feedback en feed forward uit vorig jaar en je ervaringen tot nu toe. Stuur alleen deze pagina’s voor het startgesprek naar je werkplekbegeleider en de instituutsopleider.

Het vervolg
Zowel de voorbereiding als de verwerking van het startgesprek plaats je in jouw stagedossier. Vervolgens ga je tijdens de stage met je leerdoelen aan de slag. Je professionele ontwikkeling evalueer je in begeleidingsgesprekken en tijdens de tussen- en eindevaluatie.

Inspiratie
Bekijk hier een voorbeeld van een driehoeksgesprek.

Werkplekbegeleider
Op je stageschool word je gekoppeld aan een werkplekbegeleider. Hij of zij stimuleert je om jouw eigen manier van lesgeven te ontwikkelen en ondersteunt jouw groei via feedback, feedup en feedforward. Je spreekt je werkplekbegeleider minimaal één keer per week tijdens een coachgesprek, op een vast moment dat jullie samen bepalen.

In de coachgesprekken bespreek je de pedagogische en didactische leerdoelen in je lessen, jouw leerdoelen in relatie met leerlingen, collega’s en andere betrokkenen en onderzoeksactiviteiten die je hebt ondernomen. Daarnaast leer je reflecteren op de kenmerken van een onderzoekende houding en jouw professionele identiteit.

Schoolopleider en instituutsopleider
Met schoolgerelateerde vragen of zaken waarmee je werkplekbegeleider je niet kan helpen, kun je terecht bij de schoolopleider. Dit is de algemeen begeleider van alle studenten in de school. Daarnaast is de instituutsopleider betrokken bij je stage: een docent van de lerarenopleiding die jou vanuit het instituut begeleidt en onder andere aansluit tijdens formele gesprekken.

Onderzoeksbegeleider
Je krijgt een persoonlijke onderzoeksbegeleider toegewezen op je stageschool. Deze heeft de rol van critical friend, met een focus op reflectie. Hij of zij helpt je bij het formuleren van een onderzoeksvraag en om deze vraag in de context te plaatsen, samen met het team of de sectie. Tijdens de periode van onderzoek bespreken jullie of wat je doet past bij de rode draad van je onderzoek en oplevert wat je had verwacht. Daarnaast geeft de onderzoeksbegeleider feedback tijdens het onderzoeksproces en ondersteunt hij of zij bij de eindreflectie en discussie. Jullie maken samen afspraken over tussentijdse deadlines en inlevermomenten.

Feedup, feedback en feedforward
Begeleiders en opleiders helpen studenten om de juiste vragen te stellen en tot antwoorden te komen over hun eigen ontwikkeling. Studenten selecteren zelf tijdens integrale beoordelingsmomenten zoals de tussenevaluatie en de eindbeoordeling de informatie waar ze trots op zijn en presenteren deze aan de beoordelaars. Tijdens al deze momenten krijgen zij feedup, feedback en feedforward.

  • Feedup richt zich op de vraag: waar werk ik naartoe? Feedup refereert daarmee aan de verwachte te leveren prestatie.
  • Feedback richt zich op de vraag: hoe doe ik het tot nu toe? Feedback heeft betrekking op alle opmerkingen die te maken hebben met de tot dan toe geleverde prestatie.
  • Feedforward richt zich op de vraag: hoe nu verder? Feedforward geeft aan dat de student voor toekomstige prestaties aandacht dient te besteden aan bepaalde ontwikkelpunten.

Groei via feedback, feedup en feedforward.

Workshops
Tijdens de afstudeerfase organiseren we vijf workshops waar je andere lio’s ontmoet die onderzoek doen. Deze bijeenkomsten bieden je ondersteuning tijdens de verschillende fasen van je onderzoek en zijn een kans om peerfeedback te ontvangen, onder begeleiding van de onderzoekscoördinator. Zo ontwikkel je samen, vanuit meerdere perspectieven. De data van deze workshops vind je in de agenda. Ook als je nog niet gestart bent met je onderzoek, kun je deelnemen aan de sessies.

Leren van elkaar
Sowieso moedigen we elkaar aan om tijdens het werkplekleren andere studenten op te zoeken, het gesprek aan te gaan en bij anderen in de les te kijken. Op je eigen stageschool of op de andere scholen van Passie voor Leren. Een mooie kans om je blik te verbreden en te ontdekken hoe anderen omgaan met situaties uit de onderwijspraktijk. Overleg met je werkplekbegeleider over de mogelijkheden.

Stageportfolio
Als student leg je jouw leerproces en de leeruitkomsten vast in een stageportfolio. Het doel? Jezelf en jouw begeleiders inzicht geven in je professionele ontwikkeling. En aangeven wat nog nodig is om op het niveau te komen van een startbekwame docent. De manier waarop je dat doet kies je zelf. Wel vind je op het beoordelingsformulier afstudeerfase een rubric met criteria waaraan je stagedossier moet voldoen, voordat het eindgesprek kan plaatsvinden. En minimaal de volgende onderdelen komen in je portfolio aan bod:

  • Voorwoord
  • Beschrijving van jouw leerproces tijdens je hele stage.
  • Een ingevuld format van de tussenevaluatie
  • Zelfverantwoording leeruitkomsten 1 tot en met 4
  • Bijlagen met bewijslast
  • Afterpage (na het eindgesprek)

Facultatief is een extra zelfbeoordeling om goed presteren aan te tonen. Meer daarover lees je in de Handleiding professioneel handelen.

Jouw stageportfolio geeft informatie over jouw professionele identiteit, je manier van reflecteren, je lesgevende kwaliteiten, onderzoekend vermogen, collegialiteit en samenwerking. Je houdt de inhoud tijdens je hele opleiding up-to-date, en deelt die tijdens het stagejaar met je werkplekbegeleider. Door jouw ervaringen te koppelen aan de verschillende leeruitkomsten, kun je samen met je begeleiders jouw ontwikkeling gericht sturen.

Beoordeling stageportfolio
Het stageportfolio wordt niet beoordeeld met een cijfer. Het bijhouden van het dossier is wel een verplicht onderdeel van de opleiding en de inhoud telt mee bij de eindbeoordeling van je stage.

Waarom een portfolio?
Binnen Passie voor Leren vinden we het belangrijk dat studenten zelfsturing ontwikkelen. Het beroep van leraar verandert continu, waardoor er van docenten gevraagd wordt voorbereid te zijn op een leven lang leren. Om blijvend en betekenisvol aan bekwaamheden te werken, is het belangrijk dat zij herkennen wat zinvolle informatie is over de kwaliteit van hun werk en hun eigen ontwikkeling. Dit bereiken we door actief in te zetten op het leren stellen van vragen, het geven van en het vragen om feedback en het stimuleren van keuzes maken op basis van feedback. Zo leren studenten praktijkproblemen op te lossen. Het portfolio is één van de ondersteunende middelen in dit leerproces.

Inhoud onderzoek
Tijdens de afstudeerfase voer je een praktijkonderzoek uit op je stageschool. Hiermee richt je je op het beter begrijpen en/of het verbeteren van je eigen lespraktijk. Bijvoorbeeld door een nieuw inzicht in het eigen handelen: individuele professionele ontwikkeling door een kennisgericht praktijkonderzoek. Of via een verbetering van de praktijk(en) binnen de school: schoolontwikkeling door een ontwerponderzoek. Daarnaast is algemene kennisontwikkeling een doel: het opdoen van praktijkkennis die je kunt generaliseren naar andere contexten.

Start
Het onderzoekstraject start meteen aan het begin van je stage. Je bespreekt de mogelijke onderwerpen en werkwijzen met je werkplekbegeleider en je onderzoeksbegeleider. Daarbij krijg je de vrijheid om te kiezen voor een onderwerp en een onderzoeksvorm die bij je passen.

Resultaat
De opbrengst van het onderzoek is nieuwe kennis voor jou én de opleidingsschool, in de vorm van een of meerdere beroepsproducten: diensten of producten die je als leraar levert in je dagelijkse werk. Denk aan een lessenreeks, project, toets, adviesrapport, coachtool, rubric, stappenplan, visiedocument, observatie-instrument, gespreksleidraad of leerlijn. Beroepsproducten kunnen zowel (vak)didactisch als pedagogisch van aard zijn.

Afsluiting
Aan het einde van het onderzoeksproces deel je de opbrengst op je stageschool, via een eindpresentatie voor medestudenten, geïnteresseerde collega’s en je beoordelaars: in de meeste gevallen de onderzoeksbegeleider en de werkplekbegeleider. De eindproducten zijn een beroepsproduct en een verantwoordingsverslag. Deze lever je via e-mail in bij de onderzoeksbegeleider en worden beoordeeld via de Rubric onderzoekend vermogen.

Meer informatie over onderzoek doen vind je in de Handleiding onderzoekend vermogen.

Onderzoekend leren
Binnen Passie voor Leren vinden we het belangrijk dat onderzoekend leren is ingebed in de dagelijkse praktijk van de leraar, en vooral is gericht op de eigen professionele ontwikkeling. Daarom stimuleren we het onderzoekend vermogen van (aanstaande) leraren op drie niveaus:

  1. Het ontwikkelen van een onderzoekende houding
  2. Het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden en onderzoekend handelen
  3. Het doen van een praktijkonderzoek

Onder praktijkonderzoek in de school verstaan we een onderzoek dat wordt uitgevoerd door leraren en leraren-in-opleiding, waarbij op een systematische wijze en in dialoog met belanghebbenden antwoorden verkregen worden op vragen die ontstaan in de eigen onderwijspraktijk en gericht zijn op verbetering van deze praktijk (Van der Donk &Van Lanen, 2018).

Doelen van onderzoek

  • Het versterken van de onderzoekende houding en het onderzoekend vermogen. Onder onderzoekend vermogen verstaan we onderzoeksvaardigheden en kennis over onderzoek om op basis van literatuur en data uit de praktijk vragen te kunnen stellen en beantwoorden.
  • Het vergroten van kennis over een pedagogisch, didactisch of vakdidactisch onderwerp dat relevant is voor de eigen professionele ontwikkeling tot startbekwame leraar.
  • Het vergroten van het reflectievermogen op het eigen handelen als startbekwame leraar.

Naast het bereiken van deze doelen ontstaat de meerwaarde vooral door het gesprek van de student met het eigen team of de sectie. Wij ondersteunen dan ook de dialoog over het onderzoek in het dagelijkse proces binnen de school. Het is de bedoeling dat de student sectiegenoten of andere betrokkenen actief om input of feed vraagt. De onderzoeksbegeleider informeert naar deze activiteiten, en/of stimuleert de student om actie te ondernemen.

Tussenevaluatie
De tussenevaluatie is een gesprek tussen jou, de werkplekbegeleider of schoolopleider en een vertegenwoordiger van het opleidingsinstituut. Het doel is kijken waar je staat in je ontwikkeling en wat de verwachtingen zijn over het verloop van je stage. Het gesprek vindt plaats halverwege je stage, in principe vlak voor de kerstvakantie of in januari. Het exacte moment bepaal jij, samen met je gesprekspartners.

Aan de hand van jouw persoonlijke leergeschiedenis vertel je wat je hebt geleerd, waar je nu staat en waar je naartoe wil. Vanuit drie tot vijf cruciale momenten in het verleden kijk je naar het heden. Om vervolgens doelen te stellen voor de toekomst, op korte, langere en lange termijn.

Voorbereiding
Je bereidt je voor op de tussenevaluatie door het ontwerpen van je leergeschiedenis, waarin je drie tot vijf cruciale leermomenten uitlicht. Het structureren, ordenen, prioriteren en analyseren van jouw leergeschiedenis geeft je houvast om te kijken naar de toekomst. En om na te denken over jouw professionele identiteit: wie wil jij zijn als docent? Daar is geen vast format voor: jouw ontwikkeling is uniek en alleen van jou. Wel raden we je aan om bij het ontwerpen van jouw leergeschiedenis te kijken naar:

Het ontwerpen van een leergeschiedenis kan op verschillende manieren, bij voorkeur digitaal. Padlet is een voorbeeld van een handige digitale tool.

Naast het ontwerpen van een leergeschiedenis vul je het formulier Tussenevaluatie in. Daarop maak je duidelijk waar je in jouw ogen staat wat betreft de gewenste leeruitkomsten. Dit formulier stuur je naar je instituutsopleider. Die ontvangt ook een ingevuld exemplaar van je werkplekbegeleider en deelt beide formulieren met jullie, als input voor het gesprek.

Tot slot deel je jouw stageportfolio ruim voor de tussenevaluatie met je werkplekbegeleider en de instituutsopleider. Zo hebben zij de kans om feedback te geven en kun jij zorgen dat je portfolio voor het gesprek helemaal in orde is.

Vervolg
De tussenevaluatie is formatief van aard. Je krijgt dus geen cijfer. Wel ontvang je tijdens het gesprek gerichte feedup, feedback en feedforward van je begeleiders en geeft je werkplekbegeleider concreet aan of er vertrouwen is in het voldoende afronden van de stage. Jij plaatst het ingevulde formulier Tussenevaluatie in je portfolio en schrijft een kort gespreksverslag, dat je deelt met je begeleiders.

Eindgesprek
Je sluit je stageperiode af met een eindevaluatie: een driehoeksgesprek van ongeveer een uur tussen jou, je werkplekbegeleider en iemand van het opleidingsinstituut of de schoolopleider. Dat vindt uiterlijk 14 dagen na de laatste stagedag plaats. Je maakt hiervoor zelf een afspraak met je begeleiders.

Aan het begin van het eindgesprek deel je jouw ontwikkeling binnen de vier leeruitkomsten en je leerproces tijdens je stage. De nadruk ligt daarbij op jouw ontwikkeling als docent en je professionele identiteit. Aan de hand van je leergeschiedenis vertel je welke drie tot vijf momenten voor jou cruciaal waren. Je gesprekspartners stellen vragen, denken mee en zoeken naar kansen voor eigen ontwikkeling of die van de organisatie. Daarbij houdt iedereen zich aan een aantal gesprekscriteria.

Na het presenteren van je leergeschiedenis volgt een gesprek waarin je feedback en feed forward krijgt op je ontwikkeling, je houding en inzet tijdens je afstudeerstage. Jouw stageportfolio, de lesbezoeken (of video’s) en de tussenevaluatie vormen hiervoor de basis.

Voorbereiding
Je bereidt je voor op de eindevaluatie door het aanvullen van je leergeschiedenis, waarin je 3 tot 5 cruciale leermomenten uitlicht. Dat kunnen zowel mislukkingen als glorieuze momenten zijn. Het ontwerpen van een leergeschiedenis kan op verschillende manieren, bij voorkeur digitaal. Padlet is een voorbeeld van een handige digitale tool. We raden je aan om bij het ontwerpen terug te kijken naar je leerdoelen uit de tussenevaluatie en de ervaringen uit je stageportfolio.

Daarnaast reflecteer je op de groei die je hebt doorgemaakt via het formulier Eindbeoordeling afstudeerfase. Daarop maak je duidelijk waar je in jouw ogen staat qua ontwikkeling binnen de vier leeruitkomsten. Dit formulier stuur je naar de schoolopleider en de instituutsopleider. De instituutsopleider ontvangt ook een ingevuld exemplaar van je werkplekbegeleider en deelt beide formulieren met jullie, als input voor het gesprek. Tot slot deel je ook jouw stageportfolio ruim voor het eindgesprek met je begeleiders.

Eindbeoordeling
Aan het einde van het eindgesprek vindt de eindbeoordeling plaats. Daarbij heeft de instituutsopleider de rol van beoordelaar, in combinatie met het advies van de werkplekbegeleider en schoolopleider. Je begeleiders vullen eventueel de feedback en feed forward op het beoordelingsformulier aan, en je krijgt een woordbeoordeling: onvoldoende aangetoond (OA), voldoende aangetoond (VA) of goed aangetoond (GA). Als alle leeruitkomsten voldoende zijn, heb je je afstudeerstage gehaald. Zo niet, dan ga je met je instituutsopleider in gesprek over een verlenging of een herkansing.

Vervolg
De uitkomst van het eindgesprek voeg je als afterpage toe aan je portfolio. Een voorbeeld daarvan vind je in het werkplan. Ook het ingevulde beoordelingsformulier voeg je toe aan je portfolio. Je definitieve stageportfolio upload je na goedkeuring door de instituutsopleider in GradeWork.

Meer informatie over de manier van beoordelen vind je in de Handleiding professioneel handelen.

Evaluatie werkplekleren
Wij vinden het belangrijk om ons werkplekcurriculum systematisch te verbeteren. En jouw mening telt! Via een geanonimiseerde vragenlijst en een groepsgesprek horen we graag hoe jij het werkplekleren hebt ervaren. Van je schoolopleider ontvang je een uitnodiging voor het centrale evaluatiemoment aan het einde van jouw stage.

Uiteraard hoef je niet te wachten tot deze bijeenkomst. Als je eerder jouw feedback wil delen, neem dan contact op met jouw werkplekbegeleider, schoolopleider of instituutsopleider.

Stop je vroegtijdig met je stage? Dan vindt een afsluitend gesprek plaats met je werkplekbegeleider, schoolopleider en instituutsopleider. In dit gesprek kun je feedback geven op het werkplekleren en krijg je de mogelijkheid om de vragenlijst in te vullen.